Je kunt vlas gebruiken voor linnen (vezelvlas) of voor lijnzaadolie (olievlas). Je hebt blauwbloeiende en witbloeiende rassen. En je hebt ook rassen met bruine zaden en andere rassen hebben gele zaden. Bijen en andere insecten komen af op een weide die in bloei staat.
Vlas wordt in april/mei ingezaaid. Vlas heeft een diepe beworteling, wat bijdraagt aan een gezonde bodem. Ook legt het CO2 vast in de bodem.
Vanaf juni is het tijd om het vlas te oogsten, dit noemen ze ook wel slijten. Omdat vlas een taaie vezel heeft, wordt de plant met wortel en al uit de grond getrokken. Maaien kan niet omdat de machines dan vastlopen. Ook is de vezelopbrengst groter bij het trekken uit de grond. Hiervoor worden trekmachines gebruikt. Het wordt vervolgens terug op het land gelegd. Dit noemen ze de rootperiode, tijdens deze periode wordt het nog één of meerdere malen gekeerd voor een snellere droging. Tijdens de rootperiode weken de vezels los van de houtachtige kern, dit gebeurt dankzij regen, dauw en zon. Lemen, ofwel de houtkernen, vlasvezels en zaadbollen blijven over. De lemen worden gebrakeld, dat houdt in dat ze in kleine stukjes worden gebroken, deze worden verwerkt in houtleemplaten. De vlasvezels worden gezwingeld door de boer, de overgebleven houtrestjes worden tussen de vezels verwijderd.
Zodra het vlas van het land is gehaald, gaat het naar de verwerkers. Waar er vervolgens linnen of lijnzaadolie van gemaakt wordt. Lijnzaadolie is heel gezond en wordt gebruikt voor gerechten.